vervolg uit huis plaatsing

‘Waar ik in het begin mijn gevoelens op papier zette, hield ik mijn verdriet en gedachtes steeds meer voor mezelf.’

Inmiddels zat ik al een paar weken daar. Ik miste school, mijn vrienden, opa en mijn zus. Ik kon niet veel eten, ik sliep slecht en er kwam zelfs macaroni door het doucheputje omhoog. Ik voelde me zwaar klote. Ik miste alle leuke dingen van school; workshops, praktijklessen en carnaval. Mijn klasgenoten waren allemaal leuke dingen aan het doen, ik niet. In de tijd dat we uit huis geplaatst werden ging het niet goed met opa. Hij had kanker waardoor hij steeds minder zelf kon. Daarom deed ik iedere week boodschappen voor hem. Maar nu kon dat niet meer. Dit viel me heel zwaar. Opa missen was misschien nog wel het grootste verdriet dat ik voelde, ik had niet eens afscheid van hem kunnen nemen, en we waren ineens zo ver weg van hem. 

Ik schreef daarom een brief naar iemand van de instanties: 

‘Als opa dood gaat, kan ik hem nooit meer zien. 

En dan zal ik altijd het gevoel hebben dat ik wat heb gemist 

en dat ik er niet voor opa heb kunnen zijn. 

Opa is een heel belangrijk persoon voor mij, hij is mijn beste vriend. 

Nu is hij er nog, en kan ik er nog naartoe. 

Maar nu ik hier zit kan ik er niet naar toe. 

Straks is het te laat en dan kan hem nooit meer zien!’ 

Na vele gesprekken en deze brief mochten we dan toch eindelijk voor één keertje naar opa toe. Dit moest ‘s avonds laat en strikt geheim zodat niemand ons zou zien. Ik was zo blij dat ik opa weer zag. 


Omdat ik het zo moeilijk had en in de puberteit zat gaf mama aan dat als ik het fijn zou vinden, ik de andere kamer die er was voor mij alleen mocht hebben. Er waren veel gesprekken met instanties. Maar zoals ik inmiddels al wel gewend was, hadden die geen aandacht voor mij als kind. Ook werd er steeds veel beloofd, maar gebeurde het niet of erg laat. Waar ik in het begin mijn gevoelens nog op papier zette, hield ik mijn verdriet en gedachtes steeds meer voor mezelf en zat merendeels op mijn kamer.

Mijn klasgenoten hadden kaarten voor me gemaakt. Maar iedere keer dat er iemand van de instanties kwam voor een gesprek en de kaarten wéér niet bij had, was ik erg verdrietig en teleurgesteld. Toen ik na maanden eindelijk wel de post kreeg moest ik dan ook meteen huilen. Het voelde toch nog als een soort afscheid… en dat was verdrietig maar ergens ook wel fijn. Het enige afscheid dat ik namenlijk had gehad was van mijn zus, zij had nog een kaart met brief in mijn tas gestopt. Toen ik die tegenkwam bij het uitpakken voelde het alsof ze er zo toch een beetje bij was, en dat maakte haar kaartje zo belangrijk voor mij. We kwamen van een onveilige thuissituatie in een andere onveilige situatie terecht. Toen we daar een tijdje zaten braken er namelijk ook nog eens rellen uit.  ik was ‘s nachts dan ook vaak te bang om te gaan slapen… alweer. Het voelde alsof wij gestraft werden door uit ons huis geplaatst te worden. Een gezin dat al zoveel had doorstaan, moest alles en iedereen achterlaten.. Terwijl degene die het zo onveilig maakte, in óns huis mocht blijven. In vrijheid. Ik zag en heel eerlijk zie nog steeds niet in hoe dit de norm kon zijn. Ik hoop oprecht dat in de toekomst hier verandering in komt. Maar ook dat je zowel tijdens als na de uithuisplaatsing ook als kind begeleid wordt. Dat je terechtkomt in een fatsoenlijke woning en het niet voelt als een extra straf op hetgeen je al hebt moeten doorstaan.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *